In 2019 maakte 1,5 procent van alle minderjarige kinderen mee dat hun ouders uit elkaar gingen. Dat waren bijna 49.000 kinderen, 6.500 meer dan in 1999. Het aantal kinderen dat een scheiding meemaakte is tussen 2009 en 2019 minder hard gestegen dan tussen 1999 en 2009. Eind 2019 hadden twee op de tien minderjarigen ouders die niet samenwoonden. De kans dat een minderjarige de scheiding van zijn of haar ouders meemaakt is groter als het gezin een lagere welvaart kent, blijkt uit onderzoek van het CBS.
Het aandeel kinderen dat te maken krijgt met de scheiding van hun al dan niet getrouwde ouders neemt licht toe. In 2019 was dat 1,5 procent van de minderjarigen. Tien en twintig jaar eerder was dat percentage respectievelijk 1,4 en 1,2. Kinderen van 2 tot 7 jaar maken relatief het vaakst een scheiding mee.
Eind 2019 woonden de ouders van twee op de tien minderjarige kinderen niet samen. Bij 0-jarigen was dit bij één op de tien het geval en bij 17-jarigen bij drie op de tien.
Bijna 49.000 kinderen zag ouders scheiden in 2019
In 2019 gingen de ouders van 48.700 kinderen uit elkaar. Dat waren er 650 meer dan in 2009 en 6.500 meer dan in 1999. Van de meesten waren de ouders wel getrouwd, maar het aandeel kinderen met nooit getrouwde, scheidende ouders is toegenomen van 15 procent in 1999 naar 26 procent in 2009 en 37 procent in 2019.
Door: Nationale Zorggids