Normal_slachtoffer_mishandeling_vrouw_denken_ziek_zwart

Het klassieke beeld van een ‘loverboy’ die inspeelt op – en  misbruik maakt van – de verliefdheid van zijn slachtoffer is deels achterhaald. Dit blijkt uit het rapport ‘Daders van binnenlandse seksuele uitbuiting’ van het Centrum tegen Kinderhandel en Mensenhandel (CKM) dat in opdracht van de politie is uitgevoerd. Zo is de ronselperiode bij de helft van de onderzochte slachtoffers slechts minder dan een week. Dit benadrukt het belang van preventieve maatregelen om mensenhandel aan te pakken. Dit meldt GGZ.nl op basis van een persbericht van Fier. 

Vanaf jonge leeftijd bevinden de mensenhandelaren zich al op het criminele pad – in 40 procent van de gevallen is de dader zelfs jonger dan 23 jaar. In tegenstelling tot het klassieke beeld van een ‘loverboy’ zet de dader bij 51 procent van de slachtoffers geen affectieve relatie in bij het ronselen en uitbuiten en worden andere dwangmiddelen ingezet.

Korte ronselperiode

Het rapport laat zien dat er maar zeer kort de gelegenheid bestaat om te voorkomen dat er daadwerkelijk wordt overgegaan tot uitbuiting. In driekwart van de gevallen duurde de ronselperiode, de tijd tussen het eerste contact en uitbuiting, namelijk korter dan een maand, in de helft van de gevallen zelfs minder dan een week. Ook lijken daders zich bewust te richten op jonge en kwetsbare slachtoffers zoals minderjarigen die in een jeugdinstelling verblijven.

Online contact

Het rapport laat zien dat online contact vooral een belangrijke rol speelt als slachtoffer en dader onbekenden van elkaar zijn. In bijna 80 procent van die gevallen, met name bij minderjarige slachtoffers, wordt het eerste contact dan online gelegd, bijvoorbeeld via social media, dating-apps of sekssites. Ook blijkt dat bij 82% van de slachtoffers in het onderzoek klanten digitaal worden benaderd, voornamelijk via reguliere websites met sekscontactadvertenties. Het merendeel van de slachtoffers heeft geen rol in het aanmaken van deze advertenties.

Opsporing

Ook toont het rapport aan dat de mensenhandelaar na de uitbuitingsperiode nog met ruim een derde van de slachtoffers contact houdt. Dit illustreert de wijze waarop de dader de kwetsbaarheid van een slachtoffer weet uit te buiten en frustreert een effectieve opsporing. Dit is relevant omdat de aangiftebereidheid van slachtoffers – vaak van groot belang voor een veroordeling – al jaren laag is. Deze kennis verrijkt de pilot ‘aangiftebereidheid’ waarin het CKM, de politie en het Openbaar Ministerie gemeenschappelijk optrekken.

Door: Nationale Zorggids