4 mei 2020 om 15:47
8 minuten lezen
Videobellen met de verpleegkundige: zo verlenen deze 3 zorgverleners zorg op afstand
Door het coronavirus is e-health in een stroomversnelling geraakt. Vanwege besmettingsgevaar zijn vele fysieke afspraken en behandelingen uitgesteld. In plaats daarvan helpen veel zorgverleners hun patiënten op afstand. Wij vragen een verpleegkundig specialist, een stervensbegeleider en een fysiotherapeut hoe zij dat aanpakken. Welke technologische middelen gebruiken ze? Wat is lastig? En wat bevalt eigenlijk verrassend goed?
Om de druk op de intensive care en spoedeisende hulp te verlichten en verdere verspreiding van het virus te voorkomen, lag een deel van de reguliere zorg de laatste tijd stil. Tandartsen, therapeuten en andere zorgverleners sloten hun praktijken. En patiënten durfden uit angst voor besmetting de dokter niet meer te bellen.
In verschillende branches werd gezocht naar alternatieve manieren om met patiënten te communiceren. Want niemand heeft er baat bij als zijn behandeling stil komt te staan. Om deze reden heeft de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) de mogelijkheden tot zorg op afstand tijdelijk verruimd. Normaal gesproken is een eerste face-to-face consult bijvoorbeeld vereist om zorg vergoed te krijgen. Nu kunnen zorgverleners hun digitale of telefonische consult ook bij de zorgverzekeraar declareren. Zo moet de zorg laagdrempelig en snel bereikbaar blijven.
Beeldbellen met het verpleeghuis
Verpleegkundig specialist Jessica Bakker is blij met dit besluit van de NZa. Ze is gespecialiseerd in wondzorg en dermatologie, en werkt als zelfstandig behandelaar bij Allerzorg. Deze organisatie verleent specialistische zorg thuis: van medische kindzorg tot psychosociale hulp voor mensen met kanker. Een initiatief van Allerzorg is Ziekenhuis op wielen, een mobiel ziekenhuis. “Maar nu de deuren van de verpleeghuizen dicht zijn, help ik mensen zoveel mogelijk via beeldzorg”, vertelt de verpleegkundig specialist.
Jessica legt uit hoe dat werkt. “De specialist ouderengeneeskunde of arts benadert mij telefonisch of via de mail, met een verwijsbrief voor de desbetreffende patiënt. Ik bekijk de klachten en ga thuis achter mijn laptop zitten. Via Siilo, een soort Whatsapp voor zorgverleners, start ik een videogesprek met de patiënt en de arts.” Dat systeem is goed beveiligd. Ook wordt een patiënt altijd van tevoren om toestemming gevraagd.
Diagnose stellen
“Laatst zag ik een patiënt die onder de rode plekjes zat”, geeft ze als voorbeeld. “Vanaf een afstand bekijk ik zo’n huidprobleem of wond. Soms vraag ik of de patiënt wat kledingstukken kan uittrekken, zodat ik het beter kan zien. Ook bespreek ik de medische voorgeschiedenis van de patiënt met de arts. Daarna kan ik een waarschijnlijkheidsdiagnose stellen.”
Vervolgens stelt Jessica een behandelschema op en adviseert ze de arts of specialist welke medicijnen besteld moeten worden. Ook worden er foto’s gemaakt van de klacht, die Jessica toegestuurd krijgt. Een week later maakt ze een controleafspraak, weer met beeld. Zo nodig stelt ze het advies bij.
Beperkingen
“Het beeldbellen bevalt goed”, merkt Jessica. “Patiënten zijn blij dat ze toch geholpen kunnen worden. Dat we meedenken en alternatieve oplossingen zoeken.” Een grote groep van de patiënten heeft dementie en krijgt niet alles volledig mee. In zo’n geval vraagt Jessica altijd toestemming voor het beeldbellen aan een familielid.”
Wat wel lastig is: op beeld kun je niet alles zien. Zo was er laatst een patiënt met een verdacht huidkankerplekje in zijn gezicht. “Van een afstand kan ik daar geen goede beoordeling over geven”, vertelt Jessica. “Wie weet doe ik een onterechte uitspraak.”
Ook moet ze een plekje soms onderzoeken door te voelen. Hoe groot is een verdikking? Daar kom je niet via een scherm achter. Daarnaast moet het afnemen van een biopsie ook fysiek gebeuren. In zulke gevallen is het toch noodzakelijk een patiënt in het echt te zien. Dat gebeurt in samenspraak. En met beschermingsmateriaal, zoals mondkapjes en handschoenen.
Physitrack
Ook het werk van oncologisch fysiotherapeut en bewegingswetenschapper Maureen Jansen ziet er momenteel anders uit. De praktijken waar ze werkt, zijn allemaal dicht. Een deel van haar cliënten kon ze helpen door met ze te bellen of te beeldbellen. Ze gebruikt bijvoorbeeld Physitrack, een digitaal oefenprogramma op maat. Op een laptop of smartphone kunnen cliënten hun trainingsschema inzien, met instructievideo’s van oefeningen. De fysiotherapeut kan hun ontwikkeling volgen en makkelijk contact opnemen.
Het systeem werkt goed, maar toch merkte Maureen dat ze veel cliënten beter kon helpen als ze hen fysiek zag. “Je mist de non-verbale communicatie. Ik behandel veel cliënten die moeten revalideren, bijvoorbeeld na een operatie of chemokuur. Ze moeten soms opnieuw leren lopen en conditie opbouwen. Laatst belde een cliënt me. Ze had moeite met lopen en probeerde dat uit te leggen. Dat werkt eigenlijk niet. Ik moet zien hoe ze beweegt. De stappen die ze zet, de kleine bewegingen die ze maakt.”
Afspreken in het park
Kon Maureen haar cliënten niet op een andere manier helpen? De fysiotherapeut woont vlakbij de Leidse Hout, een bosrijk stadspark in Leiden. De paden zijn breed, de velden rustig. Een ideale plek om cliënten op afstand te coachen, dacht Maureen. “Ik vroeg de cliënten van wie ik dacht, zij hebben hier baat bij, of ze in het park wilden afspreken. Iedereen reageerde enthousiast.”
Het was de eerste keer dat Maureen fysiotherapie gaf in de buitenlucht. Het beviel haar goed. Ook de patiënten willen niet meer anders. “Ze vinden het rustgevend buiten. De frisse lucht, het mooie licht, al het groen om je heen. Buiten heb ik bovendien alle ruimte om oefeningen voor te doen.” Maureen neemt materialen mee naar het park, zoals gewichten en elastieken.
Wat Maureen nog wel steeds mist? “Je wil een spier het liefst voelen. Triggerpoints aanraken of een massage geven.” Dat kan nu niet. Daarnaast bestaat een deel van haar normale werk uit bedrijfsfysiotherapie. Dan gaat ze langs op kantoren. Ook dat is nu niet mogelijk.
Stervensbegeleiding via de telefoon
Stervens/levensbegeleider Robin Zuidam spreekt zijn cliënt momenteel via de telefoon. Sinds eind vorig jaar begeleidt hij een vrouw die ongeneeslijk ziek is. Via Het Bezinningshuis, de stichting die hij samen met zijn vrouw begon. Daarnaast is hij coördinator van het Centrum voor levensvragen in Zuidoost Utrecht.
“Mijn cliënt is nu letterlijk en figuurlijk haar leven aan het opruimen”, vertelt Robin. “Ik help haar daarbij door te luisteren en vragen te stellen.” Door de corona-uitbraak kan hij niet meer bij haar op bezoek. Zelfs haar kinderen komen niet meer over de vloer.
Robin stelde voor hun fysieke afspraak om te zetten in een belafspraak. Daar stemde zijn cliënt meteen mee in. “Beeldbellen was geen optie. Wat als de techniek niet werkt? Mijn cliënt is eind 70, dat vindt ze lastig.”
Vermoeiender maar soms ook gemakkelijker
Wat Robin vooral opviel na de eerste gesprekken: telefonisch contact is vermoeiender. “Als je samen in een ruimte bent, hoef je minder inspanning te leveren”, merkt hij. “Bij een telefonisch gesprek is meer focus vereist. Het duurt ook wat langer om in een gesprek te ‘zakken’.” Ook zijn cliënt gaf aan dat ze sneller moe is. Waar ze elkaar normaal gesproken anderhalf uur spreken, is dat nu maximaal een uurtje.
“Tegelijkertijd heb je meer vrijheid”, denkt hij. “Je kunt even gaan liggen, je ogen sluiten.” Robin weet dat mensen het soms juist makkelijker vinden iets via de telefoon te zeggen. “Omdat je elkaar niet steeds hoeft aan te kijken. Oogcontact kan ongemakkelijk zijn, wanneer het gesprek de diepte ingaat. Mensen kunnen het als bedreigend en confronterend ervaren.” Voor de corona-uitbraak stelde hij daarom weleens voor even te gaan wandelen of samen de afwas te doen. “Zo creëer je wat afstand. En kunnen mensen zich gemakkelijker laten gaan.”
Rustig sterven
Hoewel het telefonische contact met deze cliënt goed gaat, heeft live contact nog altijd zijn voorkeur. “Je neemt toch een bepaalde energie mee in de ruimte”, stelt hij. “Dat kan mensen helpen. Vooral als mensen in de laatste levensfase komen, moeten ze niet alleen zijn. Op zo’n moment wil je het iemand zo comfortabel mogelijk maken. Even een hand vasthouden, een muziekje opzetten of een kaarsje aansteken. De fysieke nabijheid van een persoon in de ruimte kan iemand helpen om rustig te sterven.”
Al met al ziet hij digitaal contact vooral als een aanvulling op zijn normale werk. Zo heeft hij met zijn cliënt een nieuwe communicatievorm gevonden: WhatsApp. “Ze wilde wat praktische zaken regelen, zoals papieren uitzoeken. Ze vroeg me of ik haar stok achter de deur wilde zijn door één keer per week, op woensdag om 15.00 uur, een appje te sturen. Waarin ik vraag of ze het al geregeld heeft.”
Na de coronacrisis
Ook na de coronacrisis wil Robin zijn cliënten vaker een kort berichtje sturen, of even bellen. “Dat kan gemakkelijk tussendoor, ook als je druk bent.” Verder kan hij zich voorstellen dat hij cliënten af en toe via de videotool Zoom begeleidt. “Zo kan ik ook mensen helpen die verder weg wonen. Dan spreek ik ze bijvoorbeeld de ene keer via Zoom en kom ik de keer daarop bij ze thuis.” Maar dat geldt alleen voor cliënten die nog redelijk stabiel zijn. “In de allerlaatste levensfase is fysieke nabijheid echt belangrijk.”
Ook Jessica wil de zorg op afstand na coronatijd continueren. “We hebben bij ZonMw een extra subsidie aangevraagd via de stimuleringsregeling E-health Thuis, zodat we de beeldzorg ook voor andere medische diensten dan wondzorg kunnen inzetten. Zoals de wijkverpleging.” Want dat zorg op afstand in veel gevallen efficiënter werkt, heeft ze gemerkt. “We kunnen veel meer patiënten op één dag zien en helpen. Je bespaart zoveel reistijd en reiskosten.”
Maureen hoopt dat ze in de toekomst buiten kan blijven werken. Tot nu toe is ze de enige fysiotherapeut van haar praktijk die therapie in de buitenlucht geeft. Ze kan het iedereen aanbevelen. Al ligt het wel aan de plek waar je afspreekt. “Dit park is dichtbij onze praktijk, rustig en goed bereikbaar met de auto.” Ook heeft ze de afgelopen week geluk gehad met het weer, weet ze.
Maar de continuïteit is enorm fijn voor cliënten. “Ze kunnen er al weinig uit. Voor sommigen is dit hét uitje van de week. Op deze manier blijven ze toch bezig en ligt hun herstel niet stil. Want stilstand, dat is eigenlijk achteruitgang.”
Door: Nationale Onderwijsgids / Bente Schreurs
Afbeelding: Allerzorg