Selectief mutisme; als je mond op slot gaat
Kinderen die thuis wel praten, maar waarvan de mond op school letterlijk op slot gaat. Een tot zeven kinderen op de duizend heeft selectief mutisme. Een angststoornis die meestal ontdekt wordt bij kinderen tussen 3 en 5 jaar oud. Een interview met selectief mutisme-expert Eustache Sollman (50).
Sollman begeleidde onlangs een 7-jarig meisje met selectief mutisme. “Het doel was om samen met haar, ín haar klaslokaal een spelletje kwartet te spelen.” Wekenlang werkte Sollman daarnaar toe. “Eerst speelden we samen in een apart lokaatje. Daarna zetten we de deur open, speelden we op de gang, deden klasgenootjes mee.” Maar kwartetten in de klas, lukte niet. “Toen zijn we weer een stapje terug gegaan en hebben we in de gang gespeeld.” Door het meisje nadrukkelijk te belonen, lukte het uiteindelijk toch. “Bij iedere kaart die ze me vroeg, kreeg ze een sticker.” 31 stickers later was het gelukt om het kind in haar klas te laten praten.
Vertrouwen geven, humor en blootstelling zijn belangrijke onderdelen van de behandeling van selectief mutisme. Sollman schreef er het boek ‘Breek de stilte’ over met daarin tips voor ouders en leerkrachten. Momenteel werkt hij ook aan een kinderboek over dit onderwerp. De diagnose van selectief mutisme is soms lastig te stellen. “Vooral bij jonge kinderen is het lastig om te zien of ze extreem verlegen zijn, of dat er sprake is van een echte angststoornis.” Sommige kinderen willen liever niets zeggen op school, maar met een extra duwtje lukt het wel. “Bij selectief mutisme lukt het deze kinderen echt niet. Ze zijn geblokkeerd.” Zelfs als ze pijn hebben of naar de wc willen, maken deze kinderen geen geluid.
Selectief mutisme is selectief
Veel symptomen komen daarnaast overeen met autisme. “Kinderen kijken je niet aan als ze spreken, willen geen hand geven en zijn meestal heel rigide en star”, zegt Sollman. Dat laatste komt omdat kinderen angstig zijn en de controle willen houden. “Maar autisme heb je ook thuis. Bij selectief mutisme is het kind thuis juist heel levendig en kletst het soms de hele dag door. Zoals de naam het al zegt; selectief mutisme is selectief. Bij onbekenden of op school gaat de mond letterlijk op slot.”
Wat de diagnose ook bemoeilijkt, is dat op school de leerlingen meestal geen problemen opleveren. “Het zijn stille kinderen die doen wat je zegt en meestal goed meekomen met leren.” Daardoor ontbreekt de noodzaak snel aan de bel te trekken. De meeste leerkrachten hebben de neiging het de eerste maanden even aan te kijken, een kind moet immers ook wennen op school. “Dan wordt gewacht tot de kerstvakantie, de zomervakantie en voor je het weet gaat het kind naar groep 2 met een nieuwe leerkracht en wil die het ook weer even aankijken tot de kerst en zo blijft iedereen wachten.”
‘Dat jongetje dat nooit praat’
Maar een vroege diagnose en behandeling is juist belangrijk. Het vergroot de kans dat de stoornis verdwijnt. “Jonge kinderen zitten nog niet vast in een bepaald patroon. Oudere kinderen gaan zichzelf steeds meer zien als ‘dat jongetje dat nooit iets durft te zeggen’. En daar worden ze door de omgeving steeds weer in bevestigd, wat het probleem verergert.”
In DSM 5, het handboek van psychische stoornissen staat dat sprake is van selectief mutisme als een kind 1 maand lang niet spreekt op school. “Maar in de praktijk zien we dat de diagnose pas gesteld wordt bij 4, 5 of 6 maanden. Als een kind dan nog steeds geen stapjes zet, is het belangrijk om professionele hulp in te schakelen.”
De interesse van Sollman in selectief mutisme ontstond in 2007. Hij was werkzaam als ambulant begeleider in het speciaal onderwijs toen hij een aantal kinderen overnam van een vertrekkende collega. Een jongetje had selectief mutisme. “Daar had ik nog nooit van gehoord. Ik ben nog bij de administratie na gaan vragen of hij geen autisme had, maar dat was niet het geval.” Daarop volgde een zoektocht naar kennis over de angststoornis. Zo kwam hij terecht bij Bascule polikliniek voor kinder- en jeugdpsychiatrie in Amsterdam en het UMC Utrecht. “Ik bleek een klik met de kinderen te hebben en vond het interessant om hen te helpen.”
Inmiddels heeft hij ruim veertig kinderen begeleid en behandeld. Bij ruim 80 procent is dat succesvol. Deze kinderen beginnen te praten en laten ook spontaan taalgebruik horen. “Dat geeft nog steeds veel voldoening.” Bij 15 procent van de kinderen lukt dat niet of blijft het bij functioneel spreken. “Vaak is er dan ook sprake van complexere problematiek.”
Perfectionistisch
Over de oorzaak van selectief mutisme is nog niet zoveel bekend, zegt Sollman. Vaak hebben de kinderen wel een verhoogde aanleg om angst te ontwikkelen en een terughoudend karakter. Ook zijn ze perfectionistisch. Het komt vaker voor bij meisjes. “Maar dat geldt voor alle angststoornissen.” Ook kinderen die tweetalig worden opgevoed hebben een grotere kans op selectief mutisme. “En als ouder terugkijken naar de babytijd, geven ze vaak aan dat hun kind snel bang was en eenkennig.” Ook erfelijkheid speelt mogelijk een rol. “Veel ouders zijn zelf ook verlegen. Gaan minder bij andere mensen op bezoek en hebben minder contact.”
Daardoor zijn ze soms ook extra beschermend waardoor zij sociale situaties voor hun kind beperken. Geen goed idee, zegt Sollman. “Dat vermijden voelt misschien fijn, maar sociale confrontaties worden daardoor steeds moeilijker.” Ondersteunen, complimenteren, helpen en benoemen, werkt beter. “Zeg bijvoorbeeld: ‘ik zie dat je het moeilijk vindt, maar het gaat je lukken en daar ga ik je bij helpen.” Structureel oefenen helpt, zoals met het kwartetspel. “Als je het vaker doet, wordt het makkelijker. Gá gewoon naar die speeltuin als er andere kinderen zijn.”
Teveel pushen en benadrukken is dan weer niet goed. “Vraag niet iedere dag aan je kind: En? Heb je al gepraat vandaag? Dat vergroot de druk en daardoor ook de angst, waardoor het kind juist dichtklapt. Die balans zoeken tussen stimuleren en teveel pushen is lastig.” Nog een tip; maak de omgeving voorspelbaar. “Bijvoorbeeld met een duidelijke dagplanner. Bij een angststoornis zoeken kinderen controle. Met structuur en voorspelbaarheid, zorg je daarvoor.”
Door: Nationale Zorggids / Marjolein Kooyman