ARFID: wat is het, hoe ontstaat het en waarin verschilt het van anorexia?
Wat is ARFID?
ARFID is een eetstoornis die in 2013 officieel werd opgenomen in het Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders (DSM-5). Mensen met ARFID vermijden bepaalde voedingsmiddelen of beperken hun eetpatroon sterk. Dit kan komen door verschillende factoren, zoals angst voor bepaalde smaken of texturen, ervaringen van misselijkheid of verstikking, of een gebrek aan interesse in eten in het algemeen. Het belangrijkste onderscheid met eetstoornissen zoals anorexia is dat mensen met ARFID niet gedreven worden door een verlangen om dunner te zijn of gewicht te verliezen.
Ongeveer 3 procent van de Nederlandse kinderen heeft waarschijnlijk ARFID en 1 procent van de volwassenen. ARFID is sinds 2013 internationaal erkend, maar nog altijd hebben huisartsen en ziekenhuis onvoldoende kennis over de stoornis.
Symptomen en kenmerken van ARFID
Mensen met ARFID kunnen een aantal specifieke kenmerken vertonen. Zo is ARFID kenmerkend door het handjevol voedingsmiddelen dat mensen met de eetstoornis durven eten. Vaak zijn de voorkeuren sterk gerelateerd aan een specifieke kleur, smaak, structuur of warmte. Ook kan de gedachte aan eten al genoeg angst oproepen om het niet te doen of iets nieuws te proberen. Het beperkte dieet van mensen met ARFID kan leiden tot tekorten aan belangrijke voedingsstoffen, waardoor vermoeidheid, groeiproblemen of andere gezondheidsklachten kunnen optreden.
Tot slot zijn er ook sociale gevolgen van ARFID. Zo kunnen mensen sociale situaties als feestjes en diners vermijden omdat deze te stressvol zijn.
Oorzaken van ARFID
ARFID kan ontstaan door meerdere factoren, waaronder sensorische gevoeligheid, negatieve ervaringen met eten en angststoornissen of autisme. Zo komt ARFID relatief vaak voor mij mensen met autisme, maar natuurlijk heeft niet iedereen met ARFID deze diagnose. Sommige kinderen worden geboren met een verstoorde hongerprikkel. Ook kan een bepaalde overgevoeligheid voor texturen, smaken of geuren leiden tot ARFID, net als negatieve ervaringen in het verleden. Iemand kan na een verstikkingsincident bijvoorbeeld een aversie tegen eten ontwikkelen. Of door ziekenhuiservaringen rondom het keel- en mondgebied die tot een sonde leidden, kunnen ARFID veroorzaken.
Diagnose en behandeling
Een ARFID-diagnose wordt vaak gesteld na overleg met een diëtist, psycholoog of arts, die nauw samenwerkt om te bepalen of er sprake is van deze eetstoornis. Behandelingsmogelijkheden zijn onder meer cognitieve gedragstherapie (CGT), exposure-therapie en voedingsadvies van diëtisten.
Cognitieve gedragstherapie kan helpen om angst te verminderen en negatieve associaties met eten te doorbreken. Bij een onderdeel daarvan, exposure-therapie, wordt de persoon geleidelijk blootgesteld aan nieuwe voedingsmiddelen om de angst daarvoor te verminderen. En dietisten kunnen helpen bij het opstellen van een dieet dat langzaam wordt uitgebreid en afgestemd op de voedingsbehoeften.
Voor kinderen met ARFID kan gezinstherapie nuttig zijn om ouders te leren hoe ze gezond gedrag kunnen bevorderen zonder druk op het eten te leggen. Een logopedist kan de mondmotorische ontwikkeling en slikfunctie verder onderzoeken.
Door: Nationale Zorggids / Johanne Levinsky
Bronnen: DSM-5, PsyQ, Eetexpert, Maastricht UMC+, NOS