Mijn vader ging drie keer per week naar een dagopvang voor ouderen. De vrouwen zaten apart van de mannen. In het begin zaten er nog wat krachtige mannen bij waar je een gesprek mee kon voeren. De laatste tijd zat mijn vader tussen heren met zware alzheimer en daar was het programma op afgestemd. Vragen als: "Wat gaat sneller: een vliegtuig of een brommer?" maakten mijn vader woedend: "Ik ben niet achterlijk".
Door Marja Ruijterman
"Vraag of ze wat moeilijker vragen voor u bedenken?" Pa bromde wat en ik wist het antwoord al. Hij was veel te verlegen. Dat durfde hij niet. Ik had de neiging zelf te bellen maar mijn vader was nog helemaal helder en dan zou ik hem ook niet serieus nemen. Een vriendin zei: "Je kunt toch niet verwachten dat iemand van drieënnegentig nog gewoontes veranderd? Dat is voor jongeren al moeilijk"
Dus toen mijn vader weer tekeer ging stuurde ik toch een mail naar de organisatoren. Dat resulteerde in mooie dvd's van André Rieu (Mijn vader: "Zo moet de hemel klinken") en Wim Kan. Hij was even tevreden. Toch zat hem nog wat dwars. De krant werd voorgelezen en mijn vader was de enige die het begreep maar had hem 's ochtends zelf al gelezen.
De vrouwengroep bestond uit een stel pittige dames waar er één of twee licht dement waren. Ze maakten het met elkaar gezellig en af en toe haalde één van hen mijn vader erbij. Dat vond hij geweldig. Ik zei al een paar keer: "Ga toch bij de vrouwen zitten, dat is veel gezelliger" Hij durfde dat niet uit zich zelf te doen.
Tot op een dag: pa zat weer bij de heren en moest balletje overgooien. Het werd 'm teveel, hij stond met een groot gebaar van zijn stoel op en zei: "Het spijt me wel maar hier heb ik geen zin in", en schoof bij de dames aan. Vanaf toen zat hij elke keer bij de vrouwen.
Nooit te oud om een patroon te doorbreken. Als mijn vader het kon kunnen wij het ook.
© Nationale Zorggids / Marja Ruijterman