Voor ik dit betoog verder uiteen zet laat ik een ding voorop stellen: ik ben erg gesteld op mijn vrouwelijke collega’s, en ik ben ervan overtuigd dat als ik alleen maar mannelijke collega’s had, de woning meer een bouwkeet zou worden dan een onderdeel van een verpleeginstelling. Andersom is het ook niet ideaal: een team van enkel vrouwen. Om vrees voor mijn leven zal ik hier niet veel over uitweiden, maar beeld je in: één vierkante meter met ongeveer 40 kippen. En met wie moet een bewoner dan over voetbal en auto’s praten?
Mijn functie als verpleegkundige in een team van vrouwen betekent voor mij dat ik de aangewezen persoon ben als er vuilniszakken weggebracht moeten worden en als er iets stuk is dat óf batterijen heeft óf op het stroomnetwerk aangesloten zit. Ik ben naast mijn functie als verpleegkundige ook loodgieter, chauffeur, verhuizer en ik dien alles te weten van rolstoelen, rollators, Wi-Fi en alles dat een schroefje heeft of er een zou moeten hebben.
Ik word hier niet extra voor betaald, maar ik krijg tegenover al deze taken ook vrijstelling voor andere taken. Misschien nog niet eens écht vrijstelling, maar als ik iets niet doe, of ik doe het niet goed, vindt iedereen dat prima. ‘Want Joost ziet dat niet zo, dat is een man’, hoor ik ze zeggen. Stiekem vind ik het ook wel goed.
Mijn manager heeft eens met een collega staan kijken hoe ik een slaapkamer aan het dweilen was, en moest lachen toen ik door mijn pas gedweilde vloer liep. In mijn verdediging: tijdens het dweilen bespraken we een casus en was ik gewoon afgeleid. De conclusie was echter dat ik het gewoon niet kon. Zij zag incompetentie, ik zag juist een bewust falen om dit hierna maar zelden te hoeven doen.
Zo hebben wij recent een voorjaarsschoonmaak georganiseerd op de woning, en kreeg ik de taak om alle bewoners in een gemeenschappelijke ruimte te voorzien van koffie, thee, koekjes en muzikaal vermaak. Zolang ik maar wegbleef van de was en het poetsen; ik zou alleen maar in de weg lopen. Het kwam niet in me op om hier commentaar op te hebben. Ik was wel de aangewezen persoon om de tafels en stoelen naar buiten te sjouwen, dat wel.
Zo komt het ook voor dat als ik een late dienst heb, en kleding klaar leg voor de volgende dag, ik hier schijnbaar iets fout in doe. Als ik de volgende dag op mijn werk aankom, blijkt de helft van de bewoners iets anders aan te hebben dan wat ik klaargelegd heb. Dat ik mezelf dan toch iedere dag aan kan kleden is een klein wonder te noemen.
Sleutelwoorden zijn balans en diversiteit. Vaardigheden en inzichten die ik mis vullen mijn collega’s aan, en andersom. Samen zijn we een goed functionerende machine. Al zou een extra man natuurlijk niet misstaan, dat is handig voor het tillen van de tafels.
Broeder Joost werkt als verpleegkundig zorgcoördinator op een afdeling voor jonge mensen met dementie. In zijn dagelijkse werk heeft Broeder Joost veel te maken met nieuwe wetgeving, werkdruk, stress en bezuinigingen. Maar ook met innovatie, familieparticipatie, leuke collega's en een bijzonder fascinerende doelgroep. Laatstgenoemden maken het voor Broeder Joost meer dan de moeite waard. Voordat Broeder Joost broeder werd, volgde hij een opleiding tot verpleegkundige en heeft in dat kader ervaring opgedaan in de gehandicaptenzorg, de GGZ, de geriatrie en een algemeen ziekenhuis. Volg Broeder Joost ook op Instagram, Facebook of Twitter!