Brede Kamersteun voor invoering implantatenregister
Met een landelijke registratie van implantaten wil demissionair staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid dat bij problemen snel kan worden achterhaald welke patiënten zo’n implantaat hebben. De Kamer is blij met het wetsvoorstel. Dit meldt de Tweede Kamer.
In de afgelopen jaren zijn er een aantal incidenten geweest met grote gezondheidseffecten. Om cliënten goed te kunnen helpen, moeten hun gegevens en die over het implantaat bekend zijn. Dat regelt de regering met een wetsvoorstel waarin de volgende zaken zijn opgenomen: een verplicht implantatenregister, de zorgverlener neemt alle implantaties in het patiëntendossier op, de zorgaanbieder levert de gegevens aan het register en de zorgverlener verstrekt de gegevens over het implantaat aan de cliënt.
Van Rijn wijst erop dat het ene implantaat langer meegaat dan het andere. Daarom wil hij een gedifferentieerde bewaartermijn. Die kan worden geregeld in een Algemene Maatregel van Bestuur. De staatssecretaris vindt het prima om hierover een advies van de Gezondheidsraad te vragen.
Een uniforme barcodering van implantaten zou registratie veel makkelijker maken, erkent de staatssecretaris, maar “helaas is het nog niet zover”. Met landelijke afspraken die aansluiten op de Europese plannen wil hij zo veel mogelijk tot zo’n uniforme codering komen. “Daar ben ik optimistisch over”, aldus Van Rijn.
Als er een probleem met een implantaat is, moet de zorgaanbieder volgens het wetsvoorstel de patiënten achterhalen. De staatssecretaris wijst erop dat de zorgaanbieder beschikt over het patiëntendossier, waarin het burgerservicenummer is opgenomen. Dat nummer staat om privacyredenen niet in het register.
Bij de invoering van het register in fases wordt volgens Van Rijn uitgegaan van patiëntveiligheid en haalbaarheid. Medio 2018 wordt begonnen met implantaten die voor de patiëntveiligheid de hoogste risico’s in zich dragen. De staatssecretaris zegt dat alle bij het register betrokken partijen verwachten dat er een goede start mee kan worden gemaakt. De Kamer stemt op 18 april over het wetsvoorstel en de ingediende motie.