Pijnlijk onderzoek bij carpale-tunnelsyndroom niet altijd noodzakelijk
Een pijnlijk zenuwgeleidingsonderzoek bij patiënten met carpale-tunnelsyndroom (CTS) kan vaak worden vervangen door een pijnloze zenuwechografie. Uit het proefschrift van neuroloog Kristel Kasius blijkt dat bij zestig procent van de patiënten het zenuwgeleidingsonderzoek niet nodig is. Dat meldt het VUmc.
Het carpale-tunnelsyndroom ontstaat doordat de zenuw die loopt van de onderarm naar de hand, ter hoogte van de pols bekneld raakt. Ongeveer negen procent van de vrouwen en 0,6 procent van de mannen heeft CTS. Ook komt CTS in bepaalde beroepsgroepen zoals horecamedewerkers, kappers, schoonmakers en caissières vaker voor. Patiënten hebben last van pijn, tintelingen of gevoelloosheid in de duim, wijsvinger, middelvinger en ringvinger.
Suikerziekte, overgewicht en zwangerschap zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van CTS. De diagnose wordt gesteld op basis van het klachtenverloop van de patiënt en het onderzoek van de handfuncties. Het onderzoek laat niet altijd zien dat er afwijkingen van de handfuncties zijn. Het syndroom kan worden behandeld middels een operatie. Echter, voordat de patiënt een operatie ondergaat, moet een objectief onderzoek worden uitgevoerd.
Het standaard onderzoek hiervoor is het zenuwgeleidingsonderzoek (EMG), waarbij de zenuwen worden gemeten met elektrische schokjes. Dit is voor patiënten onprettig of zelfs pijnlijk. Zenuwechografie is daarentegen niet pijnlijk, hierbij wordt er een echo van de zenuwen gemaakt. Kasius vergeleek in haar proefschrift deze twee onderzoeken met elkaar. “Bij klassieke klachten zoals tintelingen, pijn of gevoelloosheid kan zenuwechografie worden gebruikt. Mocht hier niks te zien zijn, wordt EMG als aanvullend onderzoek uitgevoerd. We tonen met dit onderzoek aan dat bij zestig procent van de patiënten het pijnlijke EMG gedeeltelijk kan worden vervangen door zenuwechografie”, aldus Kasius.
© Nationale Zorggids