Vorige week werd het idee gelanceerd om parttime verpleeghuizen op te zetten. Het gaat vooralsnog om een pilot waarbij men wil onderzoeken “of het aansluit bij de behoefte van ouderen, wat het betekent voor de organisatie van een verpleeghuis en bijvoorbeeld wie de kosten betaalt. Op deze manier geef je mensen een beetje de kans te wennen aan een verpleeghuis en bijkomend voordeel is dat mantelzorgers worden ontlast.” Aldus de berichtgeving op nos.nl. Het nieuws ging een beetje langs mij heen tot ik er dit weekend op werd geattendeerd. Het zette mij aan het denken.
Wij Nederlanders zijn er goed in om het wiel opnieuw uit te vinden. De beweging van een wiel is altijd hetzelfde maar het kan altijd beter, sneller, efficiënter en bovenal beter betaalbaar. Deze ‘beweging’ zie ik ook al jaren in de zorg: ‘iets’ werkt niet, dus er moet ‘iets’ nieuws komen. Er worden nieuwe regels ingevoerd en personeel wordt geschoold voor een nieuwe werkmethode. Mensen worden gemobiliseerd, tijd en geld vrij gemaakt en er wordt eventueel een onderzoeker bij betrokken om ‘de ervaringen’ of ‘effectiviteit’ vast te stellen. En als het project is afgerond, de resultaten bekend zijn, dan gaan we weer verder. Uit eigen ervaring weet ik inmiddels dat een projectresultaat of adviesrapport langzaam op de achtergrond raakt om uiteindelijk onder in de kast te belanden als er geen ruimte is voor implementatie en borging.
In het geval van het plan voor deeltijdverpleeghuizen is mijn eerste gedachte: maar we hebben toch respijtzorg in Nederland? Een mooie ontwikkeling waar de zorggever en de zorgontvanger baat bij hebben. De brede inzet van mogelijkheden maakt dat beide kunnen kiezen wat het beste past: zorg in de thuisomgeving overnemen, naar een dagopvang in de buurt of gaan logeren in een voorziening waar respijtzorg wordt geboden. Waarom dan opnieuw het wiel uitvinden voor een deeltijdverzorgingshuis?
In 2016 verscheen het onderzoeksrapport : “Wat geeft een adempauze aan de mantelzorger” Een onderzoek naar werkzame elementen bij respijtzorg." Het doel van dit onderzoek was: “…het achterhalen van wanneer respijtzorg ‘werkt’. Hiermee willen we beleidsmakers en beroepskrachten in zorg en welzijn verder helpen in het effectiever maken van respijtzorg.” Duidelijk wordt dat respijtzorg effectief is als er sprake is van ‘maatwerk’ waarbij oog is voor de behoefte van de zorgontvanger en de mantelzorger. Er is een diversiteit van aanbod nodig zodat de zorg kan worden afgestemd op de persoonlijke omstandigheid en behoefte van zorgontvanger en mantelzorger.
Bovengenoemd rapport sluit af met een reeks goede en praktische aanbevelingen waarmee het mogelijk is om het huidige respijtsysteem verder uit te bouwen. Het rapport pleit voor een goede informatievoorziening voor de zorgontvanger en mantelzorger over de mogelijk van respijtzorg maar bespreekt niet het financiële kader. Er is dus nog een verbeterslag nodig om duidelijk te krijgen in welke omstandigheid door welke financiële bron (WMO, zorgverzekeraar) respijtzorg wordt vergoed.
Ik ben een grote voorstander van ‘organische verandering’ in plaats van ‘drastische’ veranderingen. Respijtzorg is wat mij betreft geen achterhaalde werkwijze om zorg in de thuisomgeving passend te maken. Er zou meer ruimte moeten komen om deze vorm van zorg zich van binnenuit, op basis van ervaringskennis, verder te ontwikkelen. Daarbij dient de mogelijkheid te bestaan om de vormen van respijtzorg inhoudelijk nog gerichter op doelgroepen te ontwikkelen. Is het te laat om de financiële injectie voor het onderzoek naar deeltijdverpleeghuizen over te hevelen naar de implementatie van bovenstaande adviezen? Wij hebben een werkend systeem in de vorm van respijtzorg. In de wirwar van regelgeving, toenemende zorgvraag vanuit een vergrijsde samenleving en steeds beperktere financiële middelen pleit ik voor continuïteit en verdieping in plaats van zinloze vernieuwing. Wel zo duidelijk voor alle betrokkenen.
© Nationale Zorggids / Anni Tüski