Staatssecretaris Van Rijn van Volksgezondheid gaat gemeenten, die zijn teruggefloten door de rechter omdat ze zonder onderzoek de tarieven voor huishoudelijke hulp verlagen, niets extra's geven. Dat schrijft de bewindsman in een brief aan de Tweede Kamer, meldt Binnenlands Bestuur.
“Ik zie geen enkele reden om gemeenten die door de rechter op de vingers worden getikt, omdat zij niet overeenkomstig deze wettelijke uitgangspunten handelen, financieel tegemoet te komen”, zegt Van Rijn. Sinds dit jaar zijn er zo'n 3000 bezwaarschriften ingediend bij 41 gemeenten over het veranderen of stopzetten van de huishoudelijk hulp, bleek eerder al uit onderzoek van Binnenlands Bestuur.
Volgens Van Rijn is de wettekst van de Wmo 2015 duidelijk genoeg. Daarin staat dat op basis van zorgvuldig onderzoek naar de persoonlijke omstandigheden, en in samenspraak met betrokkenen, een individuele afweging gemaakt moet worden over het al dan niet toekennen van huishoudelijk hulp. Als er overeenkomstig de wet wordt gehandeld, zo vindt Van Rijn, dan worden onnodige procedures voor mensen zoveel mogelijk voorkomen. Het verbaast hem dan ook dat er zoveel bezwaarschriften bij gemeenten binnenkomen. Hij benadrukt tegenover wethouders dat gemeenten indien nodig door rechterlijke uitspraken, het beleid moeten aanpassen.
Gemeenten die hun beleid op last van de rechter moeten aanpassen, vinden dat er geld van het rijk moet komen. Wmo-wethouders Marian Janse vindt ook dat de wettekst moet worden aangescherpt. “Die is blijkbaar te onduidelijk”, zegt zij. Haar gemeente stopt met de huishoudelijk hulp, maar denkt dat de hoogste rechter deze beleidswijziging terugdraait. Gemeenten geven daarnaast aan dat jurisprudentie over de hulp te beperkt en inhoudelijk van elkaar anders is.
© Nationale Zorggids